Deel 10: Een ode aan het kind

Twee en een kwart jaar is ze alweer. Soms vergeet ik dat ze baby is geweest. Dat zij datzelfde mensje is. Dat kleine meisje dat in mijn buik groeide. Die mij door de moeilijkste tijd ooit hielp. Die samen met mij vluchtte. Die mee ging naar mijn werkgroepen op de VU. Die mee ging dansen op koninginnedag. Die samen met mij tijden bij vriendinnen woonde. Die meeging naborrelen tot in de late uurtjes. Die zorgde dat ik geen alcohol dronk, of schimmelkaasjes at. Die me aan een banaan-obsessie hielp, liefst vergezeld door een pannenkoek. Die samen met mij achter de bar werkte. Die samen met mij teksten ging schrijven. Die ervoor zorgde dat ik wist dat alles goed zou komen, hoe groot de chaos ook was. Die ervoor zorgde dat ik bij iedere controle hoorde dat er een enorm kind in mij schuilde, letterlijk dan. Die wel heel grote benen had. Die ook wel een erg groot hoofd had. Die ervoor zorgde dat ze haar eerder uit mijn buik wilden pulken. Die uiteindelijk heerlijk in mijn buik bleef tot de max omdat ik het niet toeliet. En dat vond ik alleen maar fijn. Want er is niets fijner dan een mensje in je buik voelen. Wat er om je heen ook gebeurt.

Al wekenlang leefde ik redelijk sociofoob. Ik wilde alleen zijn met mijn kindeke, nu nog lekker in mijn buik. Mijn zwangerschapsgoeroe was zo’n beetje mijn enige contact met de rest van de wereld. Ik had mijn whatsapp van mijn telefoon gegooid. Mailtjes en smsjes beantwoordde ik nauwelijks. Na een heel heftige zwangerschapstijd wilde ik nu eindelijk rust. En die had ik. Mijn goeroe had iedereen gevraagd mij alleen te laten. Ik wist zeker dat mijn kindeke de sex and the city tune kon neuriën wanneer zij ter aarde zou komen. Verder deed ik vrij weinig. Ik was mijn leven lang nog nooit zo zen geweest. Zo lag ik een avond op de bank toen ik onrust in mijn buik voelde. Finally. Ik had gehoord dat je dan moest gaan douchen. Door die ontspanning zou de onrust erger worden wanneer de bevalling in aantocht was. Indien niet, dan zou de rust wederkeren. Terwijl ik onder de douche stond wist ik dat het menens was. Met mijn handen op mijn buik wenste ik mijn kind hardop een prettige wedstrijd. Moge de beste winnen. Die wedstrijd verloor ik.

Wat ga je doen als je weeën beginnen? Het was acht uur ‘s avonds. Ik wilde goeroe Lotte nog niet contacten. Wie wist hoe lang dit ging duren. Nee, ik ging hier optimaal van genieten. Alleen. En het was eigenlijk heel fijn. Met een gedempt nachtlampje aan lag ik op mijn zij in bed met een muziekje. Steeds voelde ik de weeën. Ik was relaxed. Ik ging haar zien! Slapen lukte natuurlijk niet en om een uur of 3 kwamen de weeën wel vrij snel. Ik berichtte Lot. Lotte had alles tot in den treure voorbereid. Ze had zelfs briefjes met ‘Niet wegslepen, bevalling gaande’ gemaakt die ze aan de binnenkant van de auto op de ramen had geplakt. Ze had een tas klaar liggen, had altijd haar telefoon binnen handbereik en steunde me waar ze maar kon. Ik kon geen verbeterpunten bedenken. Behalve dan dat ze vergeten was te tanken. Maar ook dat kwam goed. Ze had de sleutel en stond in mijn slaapkamer. ‘Wil je iets?’. ‘Nee dank. Fijn dat je er bent’. En weg was ze. Heerlijk. Ze ging mijn bevalling vastleggen. In tekst hadden we afgesproken. Achteraf ook in foto- en beeldmateriaal. Iets waar ik behoorlijk aan moest wennen.

‘Ok we gaan zo. Ik heb al gebeld dat we eraan komen. Ze vonden het ok.’ Ik spartel nog een beetje tegen. Het gaat nog prima. Ik vind het zo fijn hier. Het liefste wil ik gewoon hier bevallen, thuis. Alleen. Dat kan ik wel denk ik nog. Maar Lot wil weg want anders staan we straks in de file met een kind halverwege. Dat lijkt me ook niks dus we gaan. We hebben de route serieus een aantal keer geoefend. Nieuwegein-Utrecht lijkt een makkie maar bij ons is het geen een keer goed gegaan. Nu gaat het prima. Ik wee er lekker op los en vind het grappig dat om mij heen een gewone dag begint. Het is 7 uur en we komen bij het WKZ aan. De weeën volgen elkaar snel op en ik ben blij dat we er zijn. Lot is gespannen. Ze rijdt dan ook pardoes hard tegen een paal op. We lachen en puffen de spanning weg.

Als ik in het ziekenhuisbed lig breken mijn vliezen. Perfecte timing. Dit kind past wel bij mij. Ik bericht Pepijn dat hij mag komen aanschouwen wat hij mij heeft aangedaan. Hij is van de partij. Ik krijg pufles. Blijkbaar is dat een vereiste om deel te mogen nemen aan een bevalling. Ik slaag. De pijn is erger en het is een uurtje of 10. Ik kan niet meer, ben zo moe. Ik wil naar huis. Geef me maar een stempel dan kom ik morgen wel terug. Nu weet ik dat dit erbij hoort. Want ook al ben ik alle bevalverhalen en -cursussen keihard uit de weg gegaan, Beatrijs haar ‘veilig bevallen’ heb ik wel gelezen. Zo weet ik ook dat je gewoon geluid moet maken, daar gaat het allemaal sneller van en je moet je daar dan ook vooral niet voor generen. Toch weet ik naar elke uitroep een ‘sorry’ te produceren. Mijn verloskundige is mij zat. Ze pakt mijn hoofd vast en kijkt me aan. ‘Ok, we gaan dit samen doen nu. En als jij nog één keer sorry zegt ben ik weg’. ‘Sorry samen?! Dat denk ik dus niet hè.’ Wat een rare tekst. Ze heeft vast geen kinderen. ‘Ga maar op je rug liggen. Het schiet niet op. Je ligt ook steeds hetzelfde. Je moet wisselen, dat is goed. Of ga even lopen.’ Hartstikke gek is ze. Ik lig prima. Ik wil niks. Ja dat iedereen me even lekker met rust laat. Ga zelf lopen. Lotte kijkt me lief aan. Verder kijk ik niemand aan. Ik houd al vanaf dat mijn vliezen braken mijn ogen dicht. Ik hou van mijn eigen wereld. Er lopen ik weet niet hoeveel mensen in en uit. Als ik ze niet zie zijn ze er ook niet. Pepijn zit heel stil in een hoekje. Gerechtigheid.

‘Ik weet het goed gemaakt, je gaat nu douchen’. Ik knijp mijn ogen harder dicht. Ik heb een deken over me heen liggen terwijl ik van top tot teen bezweet ben. Niemand mag aan de deken komen, dat maak ik heel duidelijk iedere keer als iemand een poging doet het van me af te halen. ‘Nee bedankt, ik heb het druk’. ‘Je moet. Wie gaat er mee?’. ‘Ikke!!’ roept Lotte enthousiast en begint zich spontaan uit te kleden zie ik door een spleetje oog. Ik ga met haar mee de douche in. Daar is een stoel en ik zit meteen. ‘Lot, als jij serieus denkt dat je me gaat douchen heb je het mis vriendin. Jij doet die douche aan en dan maak je mijn voeten maar nat ofzo. Ik wil niet douchen. Dat mens is gek.’ Lotte en ik zijn een team. We grinniken en douchen alsof. Daarna ga ik het bed weer in. Oogjes dicht, zelfde positie. De verloskundige dult dit niet. Ik haar niet. ‘Ok vrouw. Ik wil niet meer, geef me maar iets want ik wil niet meer. Kan me niet schelen wat.’ Ze gaat er tegenin. Niet nodig zegt ze. Of ik even mee wil kijken. Die is echt niet goed bij der hoofd. Ze blaat nog wat. Ik hoor het niet. Ik zie het niet. Ik heb een mening. Ik wil pijnstilling, klaar.

Nadat er zowel in- als uitwendig allerlei apparatuur op me aangesloten is mag ik pijnstilling. Er komt nog even een medisch verloskundige langs om te checken of de medicijnen mijn lichaam in gelanceerd mogen worden. Ik open mijn ogen als ik haar hoor. Omdat we op dezelfde afdeling werken ken ik haar. Ze is lief en mooi. Ze vraagt hoe het gaat. Ik zeg dat het wel gaat maar dat ik moe ben en niet meer zo lang kan. Ze denkt dat ik al een eind op weg ben. Dat vind ik ook maar de andere verloskundige heeft zojuist geconstateerd met wat passen en meten dat ik nog precies even ver ben als uren daarvoor. De lieve versie vraagt of ze ook even mag kijken. Tuurlijk, dit is niet de beste tijd om preuts te gaan doen. Iedereen die maar wil mag voelen en zien waar hij of zij zin in heeft is mijn motto die dag. Na wat gefriemel zegt ze dat ik er klaar voor ben en bijna mag gaan persen. Zie je wel. Ik bedank haar vriendelijk voor de paar centimeter en zeg dat ik het verder alleen wel red.

Niet veel later wordt mijn dochter geboren. Onbewust verwacht ik een feest van herkenning. We zijn al zo lang samen. We horen bij elkaar. Het besapte mensje wordt meteen in mijn armen gedrukt. Ik ben me enorm bewust van deze hele gebeurtenis. Ok, dit is het. Dit is mijn baby. Mìjn baby. Tsja, dat kunnen ze wel zeggen maar de eerste gedachte is toch echt dat dit een ieders kind kan zijn. Het is dat die navelstreng er nog aan vast zit, dat is opzich een vrij evident bewijs dat ze bij mij hoort, maar anders… En nu ik nog eens goed kijk, wat een lelijk hoofd eigenlijk. En een raar geluid ook, een soort varkentje. Ze wordt meteen aan mijn borst gelegd, is stil en drinkt. Langzaamaan knapt ze op. De hel die dan komt wat lichamelijke pijnen betreft is erger dan die van de bevalling en alles wat ik me kan herinneren aan pijn bijeen. Lotte maakt terecht ruzie met de prutsende verloskundige. Pepijn zit wit weggetrokken aan de zijlijn van het slachtveld en moet bijkomen nadat hij bijna omviel. Hij herhaalt non-stop ‘wat heb jij een kracht kleine’ terwijl hij mijn arm aait. Ik heb mijn kindeke vast. En ze wordt steeds mooier. En ik kan niks anders doen dan naar haar kijken. Ze heeft de wedstrijd met fier gewonnen. En ook mijn hart. Voor altijd.

  4 comments for “Deel 10: Een ode aan het kind

Laat een antwoord achter aan miek Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.