Eten, drinken, beminnen (deel 1)

Een aantal dagen verbleef ik in mijn lievelingsstadje op Sicilië waar ik inmiddels de weg aardig ken. De schoonheid van deze plaats uit zich in de combinatie van natuur en verstedelijking. De prachtige rotspartijen; zowel de hoge waar je helemaal naar boven kunt hiken en uitzicht hebt over de haven, de huizen en de azuurblauwe zee. Alsmede de rotsen beneden langs het water waar een heel pad doorheen slingert. De dom die dit weekend extra straalt vanwege een religieus feest; ‘savonds wordt zij verlicht met kaarsjes en vuurwerk. De typisch Italiaanse straatjes die op- danwel aflopen, belegd met klinkers en behangen met balkonnen versierd met schone was. Maar ook de scheve huizen die aan de zee grenzen. Het lieflijke stadsstrandje alwaar het water tegen de huizen aan klotst en vanwaar je de mooiste zonsondergangen kunt aanschouwen. Het rustige rumoer van de mensen, ook ‘s avonds laat. Geen geschreeuw, geen agressie en geen afval. Nergens.

Overal klinkt muziek, zomers en rustig. Op elke hoek verzamelen zich oude Italianen met sigaretten en kleine hondjes. De geparkeerde auto’s (enkel van bewoners) vol deuken fleuren het straatbeeld op. Geen laadpalen of jongeren die enkel op hun telefoon kijken. De wereld aan geuren maakt het af. De groentenman die paseert op een brommer gevolgd door een aanhanger vol versigheden. Wanneer hij stil staat verhandelt hij zijn waar met vrouwen op balkonnen. Nee, hier vind je geen ketens of neon verlichting. Hier waan je je in een ander tijdperk. Waar men nog gewoon vroegtijdig sterft aan longkanker en niemand fomo heeft.

Eerder dit jaar bezocht ik deze plaats samen met het kind. We waren hier al eens geweest, zij was nog klein. Was haar gezicht destijds niet besmeurd met tomatensaus dan was het ijs. Op een van die momenten, op het terras bij een ijssalon, zat haar hele snoetige toet onder het chocolade ijs. De eigenaar van de tent vroeg of hij een foto mocht maken en deze mocht gebruiken als uithangbord. Natuurlijk!
Dit jaar gingen we uiteraard op zoek naar deze reclame, maar zonder succes. We wisten zelfs niet meer om welke ijscoboer het ging. Helaas heb ik een richtingsgevoel van lik m’n vestje. Wel vonden we een mooi uitziend restaurant waar we genoten van het eten. Wat een weelde; goed Italiaans eten, heerlijke wijn en een genietend kind. Het restaurant bevindt zich op een soort patio, temidden van wat ik zie als een burcht. Nog voordat we de patio betreden zie ik hem al staan. Het is corona-tijd dus inclusief mondkap, maar zijn haar en ogen zijn meer dan voldoende om mijn interesse te wekken.

Een diner, kleurplaat en spelletje verder ben ik hem alweer vergeten en met het kind op schoot neem ik mijn laatste slok wijn. Het is al laat op de avond, en Cato is gesloopt. Wanneer ik om de rekening heb gevraagd verschijnt hij plots aan onze tafel.

In gebrekkig Engels vraagt hij of we niet nog even blijven. ‘Nee, nee, het kind gaat voor. Ze is moe, kijk ze gaapt. Ja we komen uit Nederland. Holland ja. Nee geen koffie. Nee haar nu niet paaien met een ijsje. Jazeker leuk hier, heeeeeerlijk gegeten. Wat zeg je nou? Koud? Nee ben je gek, 23 graden is voor ons zomer. Nee, nee, we gaan nu echt. Kijkt ze pakt haar spullen al. Sorpresa, sorpresa. Een verrassing? Voor het kind? Morgen om elf uur in de ochtend. Nou ik weet het niet hoor. We gaan morgen naar Palermo en ja, verrassingen… Of we even meelopen? Waarheen? Oke oke, kom kind. We volgen deze mooie man’.

De Italiaan leidt ons een trap op en we doorlopen wat kamers om vervolgens op een leeg terras te komen bovenop de rotsen. Je hoort het water klotsen tegen de burcht. Een prachtig uitzicht over links de stad en verder enkel de zee. Prachtig is het. De Italiaan steekt zijn hand uit om zichzelf voor te stellen wanneer we weer naar beneden lopen. Van gespannenheid (wat doe ik hier en wat doet hij hier en vooral wat diet het kind hier) heb ik het niet door. Cato geeft Francesco een hand. Ook goed. ‘A domani!’, sluit hij lachend deze scene af. Dat zullen we morgen wel zien.

Het kind heeft de volgende ochtend maar een doel: naar het restaurant. Ze is gek op verrassingen. Ik daarentegen ben terughoudend. Het voelt een beetje gek, de man was onwijs vriendelijk, niet handtastelijk of slijmerig. Ik kan zijn intentie niet goed peilen. En confrontaties ga ik sowieso graag uit de weg. Ik wil hem niet opzoeken. Wat moet ik zeggen als ik hem niet zie? Of wat moet ik zeggen als ik hem wel zie? Na het ontbijt sluiten het kind en ik een deal. We lopen sowieso langs het restaurant, mochten we Francesco meteen zien dan wil ik wel heen, anders lopen we door.

Meteen kijkt hij op van zijn computer wanneer we langslopen. ‘Daar zijn jullie! Leuk, kom mee!’. Waar ik traag stappen maak huppelt het kind achter Francesco aan. Een van de kamers boven blijkt een project van UNESCO te waarborgen. Het kind mag met een virtual reality bril velerlei werelderfgoedlocaties van Sicilië bekijken. Zo betreedt zij het koninklijk paleis en meerdere kerken en kathedralen. Stralend van achter haar bril zie ik Cato vrij bijzondere bewegingen maken. Ondertussen probeert Francesco een gesprek met mij aan te gaan, maar wordt hij ook af en toe weggeroepen. Ik voel me bezwaard en geef dat een paar keer aan. ‘No problem, only work. All can wait.’ Nou mooi. Toch voel ik me fijn en ongemakkelijk tegelijkertijd. Een cocktail waardoor ik weg wil rennen. Zodra het kind klaar is (ze neemt haar tijd) zeg ik meteen dat we moeten gaan. Zo lief (en nog altijd een beetje vreemd) dat hij de tijd voor ons neemt. ‘We komen vanavond weer eten’,  flap ik eruit.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.