Voor werk moest ik naar een meeting in Barcelona. Lang niet gek. In Barca schijnt de zon. In Barca eet men tapas. In Barca zijn vast heel leuke mensen. In Barca ben ik even kindvrij. En er zit een reisje aan vast. Reisjes brengen mij vertier.
Om kwart voor zes in de ochtend, jawel, rijdt er een taxi mijn straat in. Vol goede moed stap ik erop af. De taxi-jongen neemt mijn koffertje over en noemt mij mevrouw. Terwijl ik tegen hem aan praat en vertel dat er niet getutoyeerd hoeft te worden, open ik het voorportier aan de passagierskant van het busje. Wanneer ik naar de taxi-jongen opkijk zie ik pas dat hij het achterportier al voor mij openhield. Het mevrouw-beeld is nu dubbel ontkracht, dat scheelt. ‘Mag ik hier ook zitten?’, vraag ik hem, ‘dan schuif ik die spullen wel wat opzij’. De taxi-jongen lacht en vindt het prima.
De hele weg kletsen we. Het is gezellig in de taxi-bus. Ik leer over zijn woonplaats, zijn verleden, zijn relaties, over zijn werk, over zijn adhd. Hij vraagt mij wat ik ga doen en waarom. Ik leg een beetje uit wat voor werk ik doe en dat het voornamelijk stilzitten zal zijn. Hij kijkt me verbaasd aan en zegt dat hij dat niet verwacht had. ‘Je dacht zeker dat ik naar Lorett ging?’, grap ik maar. ‘Nee ik dacht dat jij het ook had, ADHD. Het is een beetje net als dat homo’s weten wie er homoseksueel is weet je wel. Ik herkende de onrust, je gewiebel, je energie, je chaos, je gepulk’. Ik kijk naar mijn handen die friemelen aan het puntje van mijn vest. ‘Niet dat ik van labelen houd hoor’, voegt hij er snel aan toe. Ik word een beetje achterdochtig. Het zou best een leuk tv-programma zijn; een taxi-chauffeur doet alsof hij een jongen van 21 is en lukraak wat vragen stelt maar in werkelijkheid een psycholoog is die ten tijde van een taxi-ritje Schiphol een diagnose stelt. Ik zoek naar een oortje en een camera maar zie niets. Toch blijf ik op mijn hoede.
De jongen stopt de auto, we zijn er. Nu pas bedenk ik me dat ik helemaal geen contant geld heb. Terwijl ik stamel dat ik nog moet pinnen zegt hij dat hij dat wel begrijpt. Hij vertelt op zijn beurt dat hij helemaal geen pen mee heeft om de hele dag bonnetjes uit te schrijven. Dat begrijp ik wel. Ik druk hem mijn tas in zijn handen en zeg dat ergens onderin meestal wel een pen ligt en spring uit het busje.
Samen met mijn collega Joris lopen we de gate binnen. Iets daarvoor heb ik mijn koffer ingecheckt. Onnodig leek het, het was gewoon een handformaat. Maar ik wordt altijd een beetje onrustig van het vloeistofgebeuren. Ik wil gewoon tandpasta mee, en haarlak en zonnebrand. Ik houd ook niet van hotelshampoo en conditioner hebben ze daar nooit. Kortom; driekwart van mijn koffer is vloeibaar. De mevrouw bij het incheckpoortje bestudeert mijn instapkaart, brabbelt iets en wijst naar een poortje verderop. Ik zeg vrolijk tegen mijn collega dat ik het leuk vind dat ze je hier al in het Spaans aanspreken. Joris antwoordt daarop dat ze gewoon in het Nederlands zei dat we businessclass mochten inchecken.
Nu we bij de gate staan mogen we eerder naar binnen dan de rest. We hebben geen idee waarom, maar het staat ons goed. Achter onze rij stoelen hangt een rails met 15 cm gordijn eraan. Dit scheidt ons van het gewone volk. Twee bijzonder blije stewardessen dartelen om de beurt het gangpad af. Of we ook een krant blieven. De meneer naast ons kiest de Telegraaf uit. Nu komen de stewardessen naar ons toe. ‘Gefeliciteerd!’, klinkt het luid uit beide smileys. Joris en ik kijken elkaar verbaasd aan. ‘Wat leuk dat jullie op huwelijksreis gaan, wanneer was de bruiloft?’, vervolgt de eerste vliegdame. ‘Euh… wij zijn niet getrouwd’, stamelt Joris overrompeld. De goedgehumeurde hardpratende stewardess schrikt zich een hoedje en kijkt haar even blije collega vragend aan. Deze kijkt op haar beurt naar het rijnummer. ‘Och helemaal in de war, verkeerde rij, fijne reis’, zegt ze, nog altijd superblij. En hopsa, daar schuift ze het mini-gordijntje een rij naar voren. ‘Sorry, u zit toch niet business-class’, zegt ze tegen de meneer naast ons en grist de krant uit diens handen. Vriendelijk lachend verplaatst ze zich naar de volgende rij, de beduusde man achterlatend.
Op de korte vlucht is er vaak iets aan de hand. Regelmatig wordt omgeroepen hoe ver we zijn en hoe warm het is zo hoog in de lucht. Wie daar baat bij heeft, ik zou het niet weten. We krijgen een broodje. We krijgen drinken. Dit alles wordt weer opgehaald. Of we nog een koekje wensen. Of we nog meer troepjes hebben. Tegen de tijd dat we gaan landen wil de stewardess graag nog wat zeggen. Ze roept om dat er een mannenkoor aanwezig is en deze de muziek zullen verzorgen ten tijde van de daling. Iedereen kijkt vol verwachting naar achteren waar een man naar de microfoon loopt. Hij begint uit te leggen wat hij graag bewerkstelligt wil krijgen. Het mannenkoor blijkt niet te gaan zingen, het mannenkoor wil de rest van de passagiers laten zingen. De ietwat aangeschoten meneer legt uit dat hij een lied zal starten en het rechter gedeelte van het vliegtuig met hem mee mag zingen. Daarna is de beurt aan het linker gedeelte. Vanwege een uitblijvend enthousiast respons van de passagiers vraagt de man of iedereen soms Spaans spreekt. Daarop vervolgt hij zijn uitleg in het Frans. Ik vind het vervelend en mopperend pak mijn tijdschrift. Ik zou eens moeten vragen wat voor uppers die stewardessen gebruiken. Achter mij hoor ik de man poesje mauw inzetten.