Onderbroekenlol

Vakantiestress is een vorm van stress die ik me graag zou toe-eigenen. Het is functioneel; je bent alert en ontspant niet. Velen hebben dit vóór de vakantie en maken lijstjes, checken tig keer of alles ingepakt is en printen vliegtickets uit want je weet maar nooit. Ook zijn er aardig wat mensen die dit ten tijde van de vakantie nog ervaren. Zij blijven checken of alles er is, voelen spanning door een andere taal en andere gewoonten en googlen aldaar of er ook apenpokken zwemmen in Franse meren. Veiligheid voorop. 

Helaas is dit alles bij mij niet het geval. Ik geniet van de voorpret, pak last-minute in en krijg instant een serotonine-high wanneer ik reizende ben. Geen spanning, geen alertheid en wellicht geen veiligheid: dat is vakantie!

Zo gebeurde het dat ik ons vakantieadres in Oostenrijk tot tweemaal toe mailde of ze tips hadden waar te parkeren in Stuttgart en was ik bijna de afspraak om onze vakantie-auto op te halen vergeten. We gingen geen busje of camper huren, enkel een doodgewone benzine-auto. Elektrisch naar de Italiaans/Sloveense grens rijden leek mij niet zo voordelig voor mijn eigen interne klimaat. 

Het autoverhuurbedrijf waar we moeten zijn is gevestigd op het industrieterrein. Ik zal mijn eigen auto daar moeten stallen maar de openbare parkeerplaats naast het bedrijf ziet er niet uitnodigend uit. Her en der liggen er ballonnetjes en slagroompatronen omringd door een bende glas en afval. Ik besluit door te rijden naar een ietwat veiliger aanvoelende vakantieplek voor de auto. Een kwartiertje lopen later komen we weer aan bij het verhuurbedrijf. Ik laat de vriendelijke meneer aldaar een foto zien van de auto op zijn nieuwe plek. Hoofdschuddend zegt hij dat ik hem toch beter hier kan stallen, hij zal een oogje in het zeil houden en biedt aan ons naar onze auto te rijden. Aangedaan door de goedheid van deze man praten het kind en ik honderduit. Of hij wel eens gekke dingen vindt in auto’s, of hij zelf wel eens ballonnetjes gebruikt en wat zijn lievelingsauto is.

Wanneer we weer terug zijn overhandigd hij mij de sleutels van een auto wiens naam ik alweer vergeten ben. Hij is gloednieuw en blij nemen het kind en ik plaats. Ik stel de spiegels af en zet de stoel naar voren. Gordels om. Ik draai de sleutel om maar er gebeurt niets. Ik druk op alle knopjes. Niets. Ik herhaal dit 3x. Er is geen startknop te bekennen. Na wat googlen (eerst het kind naar buiten sturen om te vragen wat voor auto het nou is) kom ik nog niet verder. Met gebogen hoofd ga ik weer naar binnen en went me tot de man. ‘Hij is stuk, ik wil een andere’, grap ik. De man loopt mee en legt uit dat je een automaat altijd in P moet starten. Op vakantie leer je zoveel. Ik wilde gewoon driven. 

Niet alleen in Nederland waren onze omstanders ons goedgezind. Terwijl we in Oostenrijk, aan de Italiaanse grens, een wandeling maken van een paar uur laat een kind zich dramatisch op de grond zakken. Is het nog lang? Ik durf geen antwoord te geven. Liefste loop ik de hele dag maar ik begrijp dat zij dat niet wil, toch lijkt het per ongeluk wel die kant op te gaan. Voordat ik iets kan verzinnen horen we een auto. Het kind krabbelt op en stapt verbaasd opzij. Dat hier een auto kan komen is al een mirakel, en nu stopt hij ook nog. De bestuurder opent zijn raam. In het Duits (is Oostenrijks een taal?) vraagt hij of we misschien een lift willen. Ik kijk het kind vertwijfeld aan terwijl zij al naar de deur loopt. ‘Wat nou als we ontvoerd worden?’, zeg ik. ‘Dan worden we gezellig samen ontvoerd!’, antwoordt het kind enthousiast terwijl ze instapt. Daar is niets tegen in te brengen.

De bestuurder vraagt waar we verblijven en ik probeer uit te leggen waar onze auto staat. Iets met station, dat is zo’n lekker internationaal woord. Bij de start van de kabelbaan. Ondertussen hoor ik mijn telefoon gaan. Een nummer uit Innsbruck verschijnt in het scherm. Ik kan me niet herinneren daar vrienden te hebben gemaakt maar neem toch op.

De vrouw aan de telefoon laat me weten dat ik mijn parfum heb laten liggen in de lodge waar we de eerste dagen verbleven. In mijn beste Duits bedank ik haar vriendelijk en schenk ik haar mijn net nieuw aangeschafte parfum. Das parfum. Met de herzliche Grüsse. 

Onze chauffeur begrijpt mijn warrige aanwijzingen naar de kabelbaan niet en zet ons af bij de trein. In plaats van 3 uur naar beneden moeten we nu nog een half uur omhoog. We bedanken hem vriendelijk en hervatten onze wandeling. Opnieuw gaat mijn telefoon over. Wat leuk, in Nederland word ik nooit gebeld. Weer verschijnt er een nummer uit Innsbruck in het scherm. Misschien vond ze het geurtje niks.

Een andere vrouw dan zojuist vertrouwt me toe dat ik twee paspoorten heb laten liggen. Ik had ze zo goed verstopt dat ik ze vergeten was. De vrouw gaf me nog complimenten, zij had er ook bijna overheen gekeken. Trots hang ik op. 

Wanneer we na thuiskomst de auto terugbrengen naar de lieve rustige man van het verhuurbedrijf wacht deze ons zwaaiend op. Zo leuk, dat enthousiasme! Hij vraagt of alles goed gegaan is en of we alles uit de auto gehaald hebben. ‘Laat ik nou niet net bij jullie gekke dingen in de auto vinden’, grapt hij nog. Voor de eindrekening is het van belang dat de kilometerstand geregistreerd wordt. De man stapt de auto in en doet de stoel achteruit. Hij haalt zijn hand omhoog van de hendel onder de stoel en heeft een string aan zijn duim hangen. 

Hij kijkt me aan, nog altijd zijn rustige blik, met mijn string zwaaiend aan zijn duim. ‘Niks geks laten liggen?’ zegt hij. Het duurt even voor ik dit kan verwerken want ik begrijp niet hoe die daar komt. Het kind heeft een snellere verwerking en zegt lachend: ‘zo mam, wat heb jij allemaal gedaan toen ik sliep? Heb je een leuke tijd gehad?’. De man grinnikt. Ik pak de string en ben eindelijk eens stil. 

Terwijl de man en het kind lachend vooruit lopen hoor ik het kind samenzweerderig zeggen: ‘mijn moeder is krankjorum he?’

Geef mij maar vakantiestress.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.